
Israël wordt beschuldigd van een cyberaanval op Iraanse nucleaire installaties. De Universiteit Maastricht betaalt een grote som aan bitcoins om van een digitale gijzeling verlost te worden. Gedurende de corona lockdown explodeerde het aantal cybermisdrijven. Drie nieuwsfeiten die in het jaar 2020 opnieuw laten zien dat de veiligheid in cyberspace in het brandpunt van de belangstelling thuishoort. Het bestuur van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Strafrecht gaf dus blijk van een goed gevoel van timing door de digitale dreiging op de agenda te plaatsen. Zij nodigde vervolgens de auteurs uit om de jaarvergadering van 2020 met een preadvies over cybercrime en cyberwarfare te dienen en het voorliggende boekwerk is daarvan het resultaat.
De auteurs menen met deze studie een aantal belangrijke vragen voor de actuele discussie te kunnen presenteren. De aandacht is daarbij op het strafrechtelijk debat gericht met een beschouwing van de materie in vergelijkend perspectief. Dat levert mooie doorkijkmomenten op, maar brengt ook beperkingen met zich mee. Nog veel meer dan nu had dit verslag het criminologisch en victimologisch discours kunnen belichten, of had dieper gegraven kunnen worden in het internationale recht. Het onderwerp leent zich daarvoor en op voorhand kan al gezegd worden dat het onderzoek nog in diverse richtingen voortgezet kan worden. We geven daartoe in de tekst ook aanzetten. Zoals altijd in de wetenschap is dit preadvies een momentopname en gaat de studie en het denkwerk na afronding verder, om te beginnen al in de gedachtewisseling met de leden van de NVVS tijdens de jaarvergadering. Voor dat debat is een aantal stellingen geformuleerd, dat achteraan in het boekwerk te vinden is.
In afwijking van eerdere jaargangen is in dit preadvies de scheiding tussen een Belgisch en een Nederlands deel niet strikt doorgevoerd. Daarmee geven de auteurs blijk van hun ervaringen met deze materie en wordt mooi zichtbaar wat er gebeurt als we de digitalisering van recht en onrecht gaan onderzoeken. Ten eerste verbleekt de betekenis van landsgrenzen in belangrijke mate en ten tweede raken allerlei vertrouwde rubrieken en categorieën als het ware op drift. Daarop kon de respons alleen maar zijn dat we met een gezamenlijk rapport komen. Daarin wordt slechts – naar de mate waarin dat mogelijk was – nog afzondering tussen een Belgisch en Nederlands deel zichtbaar gemaakt. Dat is vooral voor sectie I het geval, waarin we de status quo van het nationale recht bespreken.
Het preadvies is namelijk in drie secties verdeeld met elk een eigen onderzoeksvraag. Sectie I geeft beknopt de “state of the art” van het nationale strafrecht in vergelijkend perspectief weer, als antwoord op de onderzoeksvraag:
“Op welke wijze hebben België en Nederland in hun respectievelijke strafrecht thans instrumenten ingevoegd voor de bestrijding van digitale materiële dreigingen.”
Sectie II is gericht op beantwoording van de vraag: “Welke dogmatische en rechtspolitieke spanningen dienen zich aan wanneer getracht wordt op actuele en te verwachten ontwikkelingen in de criminaliteit een
passende strafrechtelijke respons te geven?” Behandeld worden de dogmatische complexiteit die schuilgaat achter het alledaagse gebruik van sociale media en de systematische drukpunten die te verwachten zijn voor de groei naar een toekomstbestendig strafrecht.
Sectie III gaat specifiek in op cyberoorlog en stelt de vraag centraal: “In welke opzichten kan het strafrecht een rol toekomen in de context van cyberoperaties die tot de nationale c.q. collectieve defensie met militaire middelen gerekend moeten worden”.
Zoals gezegd is het preadvies een gezamenlijk voortbrengsel, maar het behoeft niet verhuld te worden dat de onderscheiden deskundigheden optimaal benut zijn en ook dat voortgebouwd kon worden op eerder afzonderlijk verricht werk. Telkens fungeerde de meest aangewezen auteur als opsteller van een bepaald tekstdeel, dat daarna gelezen, becommentarieerd en waar nodig aangevuld werd door de beide anderen. Deze eerste auteur zal dan ook het beste geëquipeerd zijn om het debat over dat deel aan te gaan. Niettemin delen de auteurs met elkaar de eindverantwoordelijkheid voor het totaal. Om over de voorbereiding zo transparant mogelijk te zijn geven we hieronder in een colofon inzage in onze werkverdeling. Daar waar nadere transparantie nodig was ten aanzien van eerder werk of reeds afgerond maar nog te publiceren werk, is daarvan melding gemaakt in een voetnoot.
Hier kunt u naar het boek gaan!
Digitale dreigingen, strafrechtelijke antwoorden
Cybercrime en cyberwarfare in het Belgische en Nederlandse strafrecht
Preadviezen NVVS 2020
Catherine Van De Heyning, Arno Kentgens & Evert Stamhuis
ISBN: 9789462406131 (softcover)
226 pagina's, gepubliceerd in oktober 2020
Het preadvies voor de jaarvergadering van de NVVS 2020 heeft als onderwerp cybercrime en cyberwarfare. In 2020 stonden cyberaanvallen, digitale gijzeling en cybermisdrijven in het brandpunt van het nieuws. Aspecten van criminologie, victimologie en internationaal recht zijn door de auteurs van dit preadvies toegevoegd aan het Belgische en Nederlandse strafrecht. Zo geven zij een beeld van de huidige en toekomstige digitalisering van recht en onrecht.
De drie onderzoeksvragen zijn:
1. welke instrumenten zijn ingevoegd in het strafrecht ter bestrijding van digitale dreigingen;
2. hoe moet de strafrechtelijke respons worden ingesteld op actuele en te verwachten ontwikkelingen in de criminaliteit;
3. hoe kan het strafrecht een rol toekomen in de context van cyberoperaties in de nationale verdediging?
Add comment
Comments