Beeld en evenbeeld
Een uiteenzetting van Hollaks begrip van Hegels filosofie en zijn metafysische gevolgtrekkingen uit dat begrip
Frans Brekelmans, Erik Bink
Pages: 938 pages
Shipping Weight: 1500 gram
Published: 01-2013
Publisher: WLP
Language: NL
ISBN (softcover) : 9789058509420
Product Description
De vele met elkaar verbonden thema`s van dit werk zijn betrokken op de uiteenzetting van de innerlijke relatie van de eindige mens met het absolute. De auteurs beogen daarmee de metafysische grondslagen van de vrije samenleving bloot te leggen.
Het proefschrift is gebaseerd op het werk van de Nederlandse filosoof Jan Hollak (1915-2003). Volgens Hollak is het zelfbegrip van de mens het eigenlijke thema van de filosofie. Dat betekent dat men in de filosofie tenslotte alles vanuit het zelfzijn als zodanig moet trachten te begrijpen. Hollak vertolkte daarmee niet slechts een strikt persoonlijke visie, want de oproep “ken uzelve” waarmee de filosoof G.W.F. Hegel zijn Philosophie des Geistes begint, zegt hetzelfde.
Het zelfbegrip van de eindige mens in zijn innerlijke relatie met het absolute dat Hollak ontvouwt, is het resultaat van de innerlijke verbinding die hij aanbrengt tussen relevante elementen van de filosofieën van Thomas van Aquino, G.W.F. Hegel en Max Scheler.
Die elementen zijn: Thomas’ participatieleer – het deelhebben van het eindige zijn aan het oneindige zijn –, Hegels begrip van de mens als zelfstandig geestelijk-lichamelijk wezen gesitueerd in de wereld en Schelers idee van de menselijke persoon als zuiver geestelijk wezen. In de idee van de persoon zijn de seculiere en de sacrale dimensie – de innerlijke relatie met het absolute – van de eindige mens innerlijk met elkaar verbonden en kan zodoende de absolute individualiteit van de persoon naar voren treden. De metafysische grondslag van de vrije samenleving is gelegen in de idee van de persoon.
Teneinde deze samenhang inzichtelijk te maken hebben de auteurs elke paragraaf van Hegels Philosophie des Geistes parafraserend vertaald en kritisch becommentarieerd. De auteurs zijn aan de hand van Hollak gekomen tot een verdiept begrip van Hegels subjectieve geest, die bestaat uit de delen antropologie, bewustzijn en geest. Hegels begrip van de subjectieve geest heeft een rijkere inhoud gekregen door deze innerlijk te completeren met de idee van de eindige persoon in zijn innerlijke relatie met de oneindige, volmaakte persoon.
Door deze analyse is tevens de parallel die Hollak legt tussen de ontwikkeling van de “technische idee” – in de gestalten van het werktuig, de machine en de computer – en de reflectievormen die Hegel in de subjectieve geest ontvouwt, nog duidelijker naar voren gekomen. Zo stemt de reflectievorm van de antropologie overeen met de verstandsvorm van het werktuig, de reflectievorm van het bewustzijn met de verstandsvorm van de machine en ten slotte de reflectievorm van de geest met de expliciete verstandsvorm van de computer. Deze parallel toont aan, dat het verstandelijke zelfbegrip dat tot uitdrukking komt in Hegels filosofie nog onvoldoende is en vraagt om een innerlijke completering door de ontsluiting van de metafysische dimensie van de menselijke geest.
Het overwicht van de aandacht voor onpersoonlijke realiteiten in vrijwel alle onderdelen van de moderne filosofie noodzaakt tot een verder doordenken van de idee van de persoon. Opdat wij allen, in de woorden van Hollak, “niet langer het slachtoffer zullen zijn van de misvatting van wat waarlijk menselijke vrijheid en vrije menselijke samenleving mag heten.”