De betekenis van de deskundigheid van de opdrachtgever voor de waarschuwingsplicht van de aannemer naar Nederlands en Duits recht
Nadine Tijssens
Pages: 40 pages
Shipping Weight: 150 gram
Published: 12-2009
Publisher: WLP
Language: NL
ISBN (softcover) : 9789058504937
Product Description
Bij de bouw van een zwembad maakt de aannemer gebruik van een door de opdrachtgever voorgeschreven constructie. Als gevolg van deze voorgeschreven constructie zijn er in het zwembad lekkages opgetreden. Indien de van de opdrachtgever afkomstige constructies onjuistheden bevatten, is de aannemer verplicht de opdrachtgever daarvoor te waarschuwen op grond van art. 7:754 BW. Maar wat nu, als de opdrachtgever zelf moet worden aangemerkt als specialist in de zwembadbouw? Moet de aannemer de even deskundige of zelfs deskundigere opdrachtgever desondanks waarschuwen voor de verkeerd voorgeschreven constructie? Deze vraag, of de deskundigheid van de opdrachtgever een rol speelt bij de beoordeling van de waarschuwingsplicht van de aannemer, doet zich in het bouwrecht regelmatig voor.
Lange tijd is de Raad van Arbitrage voor de Bouw de enige rechtsprekende instantie geweest die zich in dit kader met de vraag naar de rol van de deskundigheid van de opdrachtgever bezig hield. Pas in 1998 heeft de Hoge Raad zich daar voor het eerst over uitgelaten. Deze uitspraak en latere jurisprudentie van de Hoge Raad maken duidelijk dat beide rechtsprekende instanties een andere opvatting hebben over de rol die de deskundigheid van de opdrachtgever speelt bij de vraag of de aannemer had moeten waarschuwen. Een aantal vonnissen die Chao-Duivis in een recente publicatie omtrent dit onderwerp noemt, doen echter vermoeden dat de Raad van Arbitrage van opvatting is veranderd. Zou de Raad van Arbitrage wellicht zijn beïnvloed door de denklijn van de Hoge Raad? Chao-Duivis spoort aan tot nader onderzoek. Zij zou de jurisprudentie van de Raad van Arbitrage en de Hoge Raad graag in kaart gebracht zien worden. Deze aansporing van Chao-Duivis was voor mij aanleiding om nader onderzoek te doen naar de deskundigheid van de opdrachtgever bij de waarschuwingsplicht van de aannemer.
In dit onderzoek is bekeken of de Raad van Arbitrage de denklijn van de Hoge Raad heeft overgenomen. Daartoe is eerst de betekenis van de waarschuwingsplicht aan bod komen. Daarna is aandacht besteed aan de ‘oude’ opvatting van de Raad van Arbitrage en de opvatting van de Hoge Raad over de deskundigheid van de opdrachtgever. Vervolgens zijn recente uitspraken van de Raad van Arbitrage bekeken en is bekeken in hoeverre de Raad van Arbitrage van opvatting is veranderd. Tenslotte geeft de auteur aan hoe naar haar idee invulling dient te worden gegeven aan de vraag of de deskundigheid van de opdrachtgever een rol moet spelen bij de beoordeling van de waarschuwingsplicht van de aannemer. Het onderzoek bestaat onderzoek uit twee delen; een interne rechtsvergelijking tussen de opvatting van de Hoge Raad en de Raad van Arbitrage en een externe rechtsvergelijking tussen Nederland en Duitsland. Vandaar dat ook mijn onderzoeksvraag uit twee delen bestaat.
Dit rechtsvergelijkend werk won in 2009 de scriptieprijs van de Universiteit van Tilburg.